Een fragment uit
het boek :
Feeën moesten altijd lief zijn. En netjes.
Ze aten taart zonder kruimelen.
Ze dronken thee zonder morsen
en op hun jurk zat nooit een vlekje of een spatje.
Met hun honingstemmen vertelden ze
alleen maar zoete verhalen.
En af en toe zwaaiden ze met hun toverstafje.
Rozemarijn vond feeën ontzettend saai.
En het ergste was dat ze er zelf één was.
Rozemarijn wilde liever een heks zijn.
Heksen mochten zich lekker smerig maken
en schreeuwen en schateren
en in een bootje varen op de beek.
"Ik wil een heks zijn," zei Rozemarijn op een dag.
Mama schrok zich rot.
"Een heks ?" riep ze.
"Je bent niet goed wijs, Rozemarijn, schaam je !"
Rozemarijn schaamde zich helemaal niet.
Ze stampvoette en gilde koppig :
"Ik weet het heel zeker. Ik wil een heks zijn."
Alle feeën kwamen langs.
"Heksen zijn gemene wichten," vertelden ze.
"Ze brouwen gevaarlijke drankjes en toveren je om in een
kikker."
Maar niets hielp. Rozemarijn wilde nog steeds een heks zijn.
|