Een fragment uit
het boek :
Na het puzzelen wil Kaatje knutselen. Ze begint met iets
eenvoudigs : een hoed voor als de zon schijnt. Ze pakt een oude
krant en begint te vouwen. Haar tong piept uit haar mond. Zo
erg doet ze haar best.
Kaatje vouwt een prachtige hoed. Niet zo'n halve boot zoals
kleuters die maken, maar een hoed met een zonneklep.
Trots zet ze hem op. De hoed is te groot en de zonneklep zakt
alsmaar voor haar ogen. Er moet een stukje af, denkt Kaatje en ze pakt
een schaar. Ze knipt en er dwarrelen wat snippers op de vloer.
Ziezo, nu zit de helemaal goed.
Mama slaakt een gil en slaat een hand voor haar mond.
Papa brult alsof er een monster in de kamer zit. Kaatje snapt het
eerst niet.
Maar dan ziet ze het ook. Naast de snippers ligt één van haar
vlechten. Aan de ene kant van Kaatjes hoofd hangt een vlecht.
Bij haar andere oor staan alleen nog maar wat stekels. Mama trekt
Kaatje tegen zich aan. Met haar lange haren leek Kaatje net
een prinses. Nu ziet ze eruit als een stekelvarken. Er
biggelen tranen langs mama's neus. Ook papa heeft het moeilijk.
Dat zijn meisje zo veel pech heeft, vindt hij niet eerlijk...
|